Oorlog in Irak en Afghanistan: Alles draait om olie
Dit bericht klopt natuurlijk niet, maar het is bedoeld om een gevoel bij u los te maken. Wat voelt u zich als u dit leest? Boos? Een gevoel van onrechtvaardigheid, een gevoel van onmacht? Het verhaal klopt wel, als u de woorden “Provincies Drenthe en Groningen” vervangt door Bolivia, Ecuador, Venezuela, Nigeria, Irak en talloze andere landen met olie en gas voorraden.
Na de ontdekkingen van deze voorraden sloten de buitenlandse maatschappijen lucratieve contracten af, die nog gebaseerd waren op de regels van de koloniale tijd. Zo was de Ecuadoriaanse oliewinning bijvoorbeeld gebaseerd op een winstverdeling van 25% voor de staat, 75% voor de buitenlandse oliemaatschappij en waren contracten gebaseerd op een prijs van $15 per vat.
Olievoorraden in de VS
De VS is lange tijd niet alleen één van de grootste gebruikers geweest van olie, maar ook één van de grootste producenten. Nu, met slechts 5% van de wereldbevolking op haar grondgebied, neemt de VS 25% van het wereld olieverbruik van haar rekening. Nadat de VS in 1970 haar piek olieproductie bereikte (de zogenaamde Hubbert piek), nam de olie productie jaarlijks af, om nu nog maar voor 40% in hun eigen oliebehoefte te kunnen voorzien. De VS, en zo ook de meeste andere Westerse landen zijn op grootte schaal afhankelijk geworden van andere, olieproducerende landen. De afhankelijkheid is dusdanig groot geworden, dat een volgende oliecrisis dramatische gevolgen zouden hebben voor de Westerse economieën.
Amerikaanse buitenlandse politiek
Amerikaanse regeringen hebben deze toenemende afhankelijkheid steeds opnieuw onderkent en verwoord in hun regeringsverklaringen.
President Franklin D. Roosevelt beloofde in 1945 al aan Koning Abdulaziz van Saudi Arabia dat de VS het koningrijk zou beschermen in ruil voor olie (How the Demand for Oil Drives American Foreign Policy, Soeren Kern, June 23, 2006, http://soerenkern.com/web/?p=36) en President Jimmy Carter omschreef hoe de buitenlandse politiek door de afhankelijkheid van olie bepaald wordt in de zogenaamde Carter-doctrine:
“Onze positie laat geen twijfel over. Een poging van een buitenlandse mogendheid om controle te verkrijgen over het Perzische Golf gebied, zal beschouwd worden als een aanval op de vitale belangen van de VS en zal bestreden worden met alle noodzakelijke middelen, inclusief militair ingrijpen” (Jimmy Carter in zijn toespraak op 23 januari 1980)
De aanval op Irak op 20 maart 2003 kan meerdere oorzaken en meerdere doelen hebben gehad. Het is zeer onwaarschijnlijk dat de zogenaamde aanwezigheid van massavernietigingswapens in Irak de werkelijke reden vormden voor de aanval. De VS hield Irak al lange tijd in de gaten en de wapeninspecteurs hadden al met regelmaat gezegd dat Irak deze wapens al in 1998 niet meer had (Scott Ritter, “War on Iraq: What team Bush doesn’t want you to know).
Eind 2000 nam Sadam Hussein echter een beslissing die zijn lot en dat van Irak beslist kan hebben. Het was een beslissing die enorme gevolgen voor de VS zou hebben: Hij besloot over te gaan op de Euro in plaats van de dollar voor de verkoop van olie. Een besluit dat de dollar nog verder zou verzwakken. (Iraq nets handsome profit by dumping dollar for euro, The Observer, 16 februari 2003)
Persoonlijke interesses
Afgezien van het belang voor de Amerikaanse economie hebben verschillende leden van de Amerikaanse regering ook persoonlijke belangen bij een grotere controle over olievoorraden. Verschillende hoge functionarissen van de regering Bush II hebben nauwe banden met de oliemaatschappijen. Zo was de huidige president George Bush (junior) senior partner en chief executive officer van een aantal olie bedrijven zoals Arbusto Energy, Spectrum 7 en later Harken Energy en zijn vader George Bush Senior kwam na zijn studie aan Yale in de olie industrie terecht. Hij richtte in 1953 Zapata Oil op. Condoleeza Rice maakte deel uit van de Board of Directors van Chevron Corporation en was hoofd van het committee van “public policy” tot 15 januari 2001; de datum waarop ze benoemd werd tot Security advisor van president George W. Bush.
Dick Cheney is CEO geweest voor Halliburton tot 2000; het bedrijf dat zich o.a. bezig houdt met de wederopbouw van Irak en dat eveneens talloze services levert aan de oliemaatschappijen.
De invasie van Irak
Toen het Amerikaanse leger Irak binnenviel op 20 maart 2003 werd het al snel duidelijk waar de prioriteiten lagen bij de Amerikanen. Terwijl de meeste overheidsgebouwen en musea, waar de historie van de bakermat van onze beschaving lag opgeslagen, volledig geplunderd werden, besloten de Amerikanen slechts twee overheidsgebouwen te bewaken; Het Ministerie van Olie en het Ministerie van Binnenlandse zaken. In beide ministeries was cruciale informatie aanwezig over de olievoorraden, velden en andere voorzieningen. Ook de olievelden kregen prioriteit bij de inzet van speciale eenheden om deze al in een zo vroeg mogelijk stadium in handen te krijgen en te voorkomen dat deze opgeblazen zouden worden. (De grote beschavingsoorlog, Robert Fisk)
De PSA
Na ruim 4 jaar oorlogsvoering is het moment nu gekomen voor de Irakese regering om de overeenkomsten te tekenen met de Westerse oliemaatschappijen, waarin de afspraken staan over te oliewinning in Irak. Deze afspraken zijn verwoord in zogenaamde PSA’s of "Production-Sharing Agreements”. De Britse krant The Guardian schrijft op 19 augustus van dit jaar “Onder grote druk van de VS wordt verwacht dat de Irakese regering voor eind september 2007 de nieuwe oliewet zal ondertekenen (Oil giants rush to lay claim to Iraq, Saeed Shah en Alex Brett, The Observer, 19 augustus 2007).
De voorlopige versie van dit document is onlangs gepubliceerd en hierin staat omschreven dat deze buitenlandse ondernemingen niet onderhevig zullen zijn aan het Irakese belastingregime.
Greg Muttitt van PLATFORM schat dat het Irakese volk door deze lucratieve contracten inkomsten zal mislopen van niet minder dan $ 74 miljard tot $ 194 miljard, vergeleken met de situatie waarbij Irakese bedrijven de oliewinning zelf voor hun rekening zullen nemen, waar zij overigens uitstekend toe in staat zijn. Dit komt neer op $2,800 to $7,400 per inwoner voor een periode van 20 tot 40 jaar. Irakese oliearbeiders, onder leiding van Hassan Jumaa Awad, verzetten zich momenteel heftig tegen de privatisering van de olie.
Nederlandse deelname
De vraag blijft in hoeverre Nederlandse oliebelangen ook een rol hebben gespeeld bij de beslissing om aan de oorlog in Irak (en Afghanistan deel te nemen). Mijn stelling luidt: Ja, ook Nederland steunt de VS in de oorlogen tegen Irak en Afghanistan om verzekerd te zijn van een doel van de olie uit het Midden-Oosten.
Net als de VS is ook de Nederlandse economie in hoge mate afhankelijk van olie. Vervoer in Nederland (m.n. auto’s) vindt hoofdzakelijk plaats dankzij olie en ook Nederland moet dat in belangrijke mate uit het buitenland krijgen. Daarbij komt dat één van de grootste olieconcerns in de wereld, Shell, een Nederlands-Britse onderneming is, die net als Exxon, BP en anderen steeds meer moeite hebben om goedkope olie te vinden. Meer en meer regeringen nationaliseren hun eigen olie- en gasvelden weer (Bolivia, Ecuador, Venezuela etc.) en ook Rusland, een enorm belangrijke speler op de markt, wil zijn grondstoffen in eigen handen houden.
Indien Nederland de VS niet gesteund zou hebben bij de oorlogen in Irak en Afghanistan, dan zou het twijfelachtig zijn of de Amerikanen een deel van de “koek”, de olievelden, wel aan Shell zouden “geven”. Niet de Irakese regering bepaald hoe de koek verdeeld wordt, maar de Amerikaanse regering.
Zes grote oliemaatschappijen BP, Shell, ExxonMobil, Chevron, Total en ENI hebben via een zelfopgerichte organisatie, het ITIC (International Tax and Investment Centre) intensief gewerkt aan het verkrijgen van controle over de Irakese olie. Shell nam in 2004 daarom ook een Irakese “external affairs officer” aan om hun invloed op het beslissingsproces van de Iraakse regering (welke voornamelijk door de Amerikaanse regering gecontroleerd wordt) te vergroten. (Crude Designs: The rip-off of Iraq’s oil wealth, Greg Muttitt, 2005) Zie ook A game as old as empire, Ch. 7. Hijacking Iraq’s Oil Reserves: Economic Hit Men at Work, Greg Muttitt).
Dagen voordat de bombardementen losbarsten op Bagdad in maart 2003, spraken Shell en BP managers met de Engelse en Amerikaanse regering te Downing Street 10 in Londen over de verdeling van de olie na de oorlog. Shell: “We hebben duidelijk gemaakt dat er, in geval van een oorlog, een eerlijke kans moet zijn voor alle oliemaatschappijen”. (Oil Groups Eye Stake in Wake of Conflict, Cathy Newman, Financial Times, 11 maart, 2003)
Het lijkt alsof het eigenlijke belang van de oorlogen in het Midden-Oosten keer op keer weer bedolven worden onder nieuwe argumenten die aangevoerd worden. Massa vernietigingswapens waren niet te vinden in Irak. Al Qaeda had geen banden met Irak. Democratie wordt niet verworven door landen binnen te vallen.
Eigenlijk weten we het toch allemaal? Al sinds de zeventiger jaren worden we gewaarschuwd dat de olie voorraden in de wereld een keer opraken. Hubbert voorspelde al lang geleden dat de piek olieproductie binnenkort bereikt gaat worden en dat de olieproductie daarna alleen nog maar afneemt.
Terwijl olie nog steeds een essentieel onderdeel van onze economie en terwijl er nog enorme hoeveelheden geld mee verdient kan worden, zal er dus steeds harder om gevochten worden. Tenzij we op tijd overgaan op alternatieve energiebronnen…..
Rik Pennartz